Bijzondere zwerfsteenvondsten door leden van de Landelijke Studiegroep Zwerfstenen

 

Het zoeken van zwerfstenen is een boeiende liefhebberij. Van te voren weet je niet wat je zult vinden. Vaak kom je bekende soorten tegen, maar vroeg of laat vind je een zwerfsteen die je niet iedere dag opraapt. Het kunnen mooie, bijzondere en ook zeldzame  zwerfstenen zijn. Bijzondere zwerfstenen die we zelf gevonden hebben worden hieronder afgebeeld en in het kort besproken. 

 

 

Sormland-gneis

Zo noemt men deze opvallende, breedgebande gneizen met granaten. Het gesteente komt voor in de omgeving van de Zweedse stad Stockholm. Zwerfstenen ervan zijn niet zeldzaam.

Het gesteente is een gneis, beter gezegd een migmatiet(gneis). Dit zijn ultra-metamorfe gesteenten die eigenlijk een aparte positie in de gesteentenwereld innemen. Ze vormen a.h.w. de overgang van metamorfe gesteenten naar magmatische gesteenten.

Migmatieten ontstaan op grote diepte in de aardkorst door langzame metamorfose uit andere metamorfieten. Druk en vooral ook  temperatuur bereiken waarden, waarbij mineralen als kwarts en veldspaat opsmelten. Het gloeiend hete vloeibare materiaal migreert naar scheuren en spleten in het gesteente en kristalliseert daar uit tot graniet, pegmatiet en soms schriftgraniet. Dit zijn de lichtkleurige banden in het gesteente. De oorspronkelijke gneis is door zijn rijkdom aan biotiet veel donkerder. De granaten daarin zijn ook anders van vorm, meer amandelvormig. In de lichtkleurige delen hebben ze hun eigen vorm, vandaar de uitdrukking idiomorf.

Tijdens de metamorfose worden, afhankelijk van omstandigheden en samenstelling van het uitgangsgesteente, nieuwe mineralen gevormd. Rode granaat is hiervan een fraai voorbeeld. Ze zijn maar tijdelijk, want veranderen de omstandigheden, dan vallen deze nieuwgevormde granaten in hun bouwstenen uiteen en vormen zich daaruit weer andere combinaties (lees mineralen).

Sormland-gneis onderscheidt zich van vrijwel gelijke verwanten op andere locaties in Scandinavië, door het gemis aan kwarts.

 

Nexö-zandsteen

Zandstenen vormen een wat onderbelichte groep zwerfstenen. Ze zijn te weinig specifiek en als zwerfsteen te gewoon. Meestal dan. Zwerfstenen van zandsteen tonen een veelheid aan structuren, korrelgroottes en kleuren. Elk daarvan kan veelzeggend zijn, maar vaak ook niet.

Hoewel aan veruit de meeste zandstenen geen herkomstgebied gekoppeld kan worden, zijn er bij waar dit wel mogelijk is. Nexö-zandsteen is hier één van.

Bij Nexö, in het oosten van het Deense eiland Bornholm in de Oostzee, komt een gelaagd type, veelal grijs-roodviolet gekleurde zandsteen voor. De korreling loopt sterk uiteen van conglomeratisch en veldspaathoudend tot fijnzandsteen. Nexö-zandsteen bevat vaak veldspaatkorrels. Door bleking kleuren deze witachtig.

Het meest voorkomende zandsteentype van Nexö toont naast rood-violette kleuren ook soorten met gele tot geelwitte stippen, vlekken en banden. Kortom Nexö-zandsteen is nogal variabel.

Op vindplaatsen met veel Bornholm-granieten, zoals op Noordoost-Fünen in Denemarken, zijn zwerfstenen van Nexö-zandsteen niet zeldzaam. Juist de aanwezigheid van talrijke Bornholm-granieten daar, maakt de herkenning van deze roodgrijze tot violette zandstenen op de stranden een stuk makkelijker en een determinatie als Nexö-zandsteen veelal mogelijk.

Graniet-porfierische Norrland-graniet

De laatste jaren zijn uit Zweeds Lapland een aantal nieuwe gidsgesteenten bekend geworden, waaronder Sorsele-graniet. Deze zwerfstenen uit het verre Lapland, ter hoogte van de noordelijke Botnische Golf worden wel ' lange-afstands-kampioenen' onder noordelijke zwerfstenen genoemd.

Inmiddels zijn van deze en andere Norrland-granieten op de Hondsrug vele tientallen zwerfstenen gevonden. Het eerdere predicaat zeldzaam blijkt maar weer eens betrekkelijk. In de rode Emmen-keileem op de Hondsrug komen bijzonder veel Oost-Baltische zwerfsteentypen voor, rapakivi's voorop. Norrland-granieten blijken in het Hondsrug-gebied evenmin zeldzaam te zijn. In zwerfblokgrootte zijn ze zelfs vrij algemeen te noemen.

De zwerfsteen op de foto bezit een duidelijke porfierische structuur. De grondmassa is somber grijsviolet en fijnkorrelig. Kwarts is nauwelijks te ontdekken. Des te meer veldspaateerstelingen, waarbij die van kaliveldspaat het meest voorkomen. Ze zijn maximaal iets meer dan 1cm groot, hoekig, soms zijn meerdere veldspaateerstelingen glomerofyrisch vergroeid, andere tonen een karakteristieke spoel- of ruitvorm. Deze spoelvorm is kenmerkend voor Sorselegraniet. Verder komen een aantal plagioklazen voor, sommige zijn groenachtig, andere zijn door verwering uitgevreten. De (groenige) plagioklazen bevatten in hun kern vaak kleine zwarte insluitsels.
Deze zwerfsteen is een graniet-porfier, en zou een variant van Sorselegraniet kunnen zijn.

 

 

Rapakivi-graniet van Rödö

Rödö is een klein eiland voor de kust van Zweden bij Sundsvall aan de Botnische Golf. De naam betekent 'rood eiland'. Het rode duidt op de kleur van de rots waar het eiland voor een deel uit bestaat: rapakivi-graniet, zoals op de foto. Rödö-rapakivi is oranjerood met een opvallende structuur van witte ringen rond een rode kern. Deze ronde geringde vlekken zijn ruimtelijk gezien kleine ballen van veldspaat met rode kaliveldspaat binnenin, omgeven door een mantel van witverweerde plagioklaas. Deze kristalvormen noemt men ovoïden (van ovos=ei)

Veel bekender dan deze rapakivi van Rödö is Alandrapakivi. Dit gesteente bezit ook zo'n opvallende ringetjesstructuur, maar in Alandrapakivi zijn de ovoïden kleiner. Bovendien zijn de witte ringen dunner.

Rapakivi is wereldwijd bekend. Het gesteente komt op alle continenten voor. Het zijn geologisch en gesteentekundig gezien bijzondere gesteenten. Ze bevatten veel fluor. Drinkwater hoeft in rapakivigebieden dan ook niet gefluorideerd te worden. Sterker nog: het fluoride moet er deels uitgehaald worden. Verder is de natuurlijke radioactiviteit vrij hoog.

Rapakivi's ontstonden op een andere wijze dan de meeste granieten op aarde. In Zweden en Finland vormen ze geïsoleerde voorkomens te midden van oudere gebergtegesteenten. De ouderdom ligt tussen 1540 en 1650 miljoen jaar.
Rapakivi's vormen plaatvormige lichamen in de aardkorst. De dikte ervan ligt tussen de vijf en tien kilometer, heel anders dan bij granietvoorkomens, zoals batholieten, waarvan de ondergrens niet bekend is.

Rapakivi's zijn afkomstig uit de onderste aardkorst. Bij het omhoogkomen van gesmolten mantelgesteente heeft dit gesteenten van de onderste aardkorst opgesmolten. Hieruit is rapakivi-magma ontstaan. Dit magma is samen met het basaltische mantelmagma in de aardkorst opgestegen tot op enkele kilometers onder het aardoppervlak. Daar is het langzaam gekristalliseerd.

Rapakivi's komen in Scandinavië in een aantal grote en talrijke kleinere massieven voor. Elk massief heeft zijn eigen sortiment aan rapakivi-gesteenten. Ze wijken alle van elkaar af, ondanks dat ze gemeenschappelijke kenmerken bezitten. Alleen in de grote voorkomens komen rapakivi's voor met een ringenstructuur. Het eiland Rödö vormt maar een klein deel van het rapakivi-voorkomen in de Botnische Golf. Zwerfstenen van Rödö zijn in ons land zeldzaam.

 

 

Serpentiniet

Het is niet moeders mooiste, deze serpentiniet, maar als zwerfsteen uiterst zeldzaam. Het is mijn derde vondst tot dusver. Het was ook een behoorlijk groot exemplaar. Vandaar dat met de voorhamer een interessant stuk kon worden afgeslagen en meegenomen. De kei is gevonden bij Vastorf zuidoostelijk van Lüneburg in Duitsland.

Serpentiniet is een metamorf gesteente. Het is ontstaan uit donkere, magnesiumrijke gesteenten als duniet, peridotiet of pyroxeniet. Duniet en peridotiet zijn mantelgesteenten. Deze gesteenten bestaan vooral uit mineralen als olivijn en pyroxeen (augiet).

Bij plaattektonische processen en gebergtevormingen kunnen delen van de onderliggende mantel in de aardkorst belanden en in gebergtemassieven worden opgenomen. Tijdens deze processen wordt het mantelgesteente omgezet in serpentiniet. In de Alpen en ook in Italië komen deze gesteenten op verschillende plaatsen voor. De graad van metamorfose is niet erg hoog. Voorwaarde is wel een verhoogde temperatuur en de aanwezigheid van waterige oplossingen, die door gesteenten diffunderen.

Serpentiniet is als zwerfsteen een onopvallend gesteente. Door verwering aan de buitenzijde grijsgroen gebleekt, vettig/zepig aanvoelend en onder de hamer opvallend zacht. Op het breukvlak is het gesteente meestal donkergroen, dicht zonder merkbare korreling of structuur. Wel komen soms - ook in deze zwerfsteen - onregelmatig gevormde grote kristallen voor van pyroxeen. Het lijken eerstelingen. Ze zijn op het breukvlak aan hun enigszins spiegelende splijtvlakken te herkennen.

Bijzonder is verder dat bij de omzetting van het mineraal olivijn magnetiet ontstaat. Het vormt kleine zwarte metalige kristallen in het gesteente. De aanwezigheid van magnetiet is ook de oorzaak dat magneetjes aan het gesteente blijven kleven.

 

Zandsteen met flute casts ofwel uitkolkingen

Veel mensen zullen nooit van troebelingsstromen gehoord hebben. Geen wonder want het onttrekt zich aan directe waarneming. In zee worden omvangrijke pakketten sediment afgezet, vaak zand en klei en dat in steeds dikkere lagen. Waar de onderzeese continentranden naar de diepzee afdalen, kunnen door zwaartekracht of door een aardbeving plotseling enorme hoeveelheden zand en klei naar de diepzee afglijden. Het zijn een soort onderzeese lawines die soms honderd kilometer en meer over de bodem van de diepzee kunnen uitstromen voordat het meegevoerde sediment tot rust komt. Deze verschijnselen noemt men troebelingsstromen.

Bij voorbijtrekkende troebelingsstromen treedt op de bestaande diepzeebodem ook enige erosie op. Deze erosie bestaat uit kleine uitkolkingen met een onregelmatig lengteprofiel.

Het oppervlak van deze zandsteen toont de onderzijde van een afzetting van zo'n troebelingsstroom (turbidiet), die kleine uitkolkingen heeft opgevuld. De structuren op de foto maken duidelijk dat de stroming van rechts beneden schuin naar linksboven heeft gelopen. Deze structuren noemt men in de geologie flute casts.

De herkomst van deze zandsteen is waarschijnlijk de Harz in Duitsland, waar op vrij grote schaal turbidieten uit het Onder-Carboon voorkomen (Grauwacke-zandstenen).

 

Myloniet ogengneis en kataklasiet

Bij metamorfose op grote diepte in de aardkorst veranderen gesteenten geleidelijk van samenstelling en structuur. Zijn de dynamische krachten bijzonder groot, dan treedt een soort vermalingsproces op. Tegelijkertijd vindt een heroriëntatie en groei van de minerale bestanddelen plaats. Dit alles gebeurt in vaste toestand. Wel kan de temperatuur hierbij flink hoog zijn. Deze gesteenten noemt men myloniet (Gr. mylos = malen)

Onder invloed van druk richten de uitgewalste minerale bestanddelen zich loodrecht op de drukrichting. Zo ontstaat een gestreepte structuur. Door diffusie via microporiën ontstaan er tevens nieuwvormingen, die in deze gneis vooral uit oranje kaliveldspaat bestaan. Ze vormen meer of minder duidelijke lensjes, vlekjes en en oranje banden in het gesteente.

In de bandvormige strepen zijn talrijke heldere pitten zichtbaar. Dit zijn nieuwvormingen, amandel- tot oogvormig van lichter getinte veldspaat. Deze ogen zijn kristallen die ten koste van de omgeving groeien, ook in vaste toestand. Omdat ze in een metamorfe omgeving ontstaan zijn, noemt men deze pitten 'porfyroblasten'.

Bijzonder is dat deze gneis tevens een mooi voorbeeld is van kataklase. Als gevolg van verplaatsingen van gesteentedelen langs smalle breukzones, treedt breukvorming, verbrijzeling en zelfs vermaling van het gesteente op. Kataklase vindt doorgaans plaats op niet al te grote diepte als gebergtevormende krachten het gesteente laten breken en vergruizen. In deze steen is heel fraai te zien dat breukschade vooral is opgetreden in het linker gedeelte. Langs de breukzone heeft verschuiving plaatsgevonden, zodanig dat in het linker deel een reeks smalle rekspleten zijn ontstaan. De oranje veldpaatband links onderaan laat een verdergaande deformatie zien. Deze is duidelijk naar onderen afgebogen, met hier en daar breuk- en vermalingsverschijnselen. Dit bewijst dat het gesteente niet in half gesmolten toestand moet hebben verkeerd, maar zich naar de omstandigheden ductiel heeft gedragen.

 

 

Hoornblende-gneis

Soms vind je een zwerfsteen die je hart even sneller doet kloppen, vooral als je onder het vuil vandaan zwarte naalden ziet verschijnen in een lichtkleurige grondmassa. Na een grondige schoonmaakbeurt met chloor was het duidelijk: een gneis met hoornblende-porfyroblasten.

Dit gesteente kom je in ons land bar weinig tegen. Bovendien is het ook nog eens een gidsgesteente, want zijn herkomst is bekend. Om met dit laatste te beginnen. In de omgeving van de Zuid-Noorse stad Skien komt een vergelijkbaar gesteente voor. Van die locatie en ook iets verderop uit de omgeving van de stad Oslo in Noorwegen zijn maar weinig zwerfsteensoorten in ons land terecht gekomen. Bovendien vind je veel vaker een rhomben-porfier uit die omgeving dan deze hoornblende-gneis.
Het is een metamorf gesteente dat van sedimentaire oorsprong is; waarschijnlijk was het uitgangsgesteente een kalkhoudende zandige klei of iets vergelijkbaars. Tijdens de Zweeds-Noorse gebergtevorming van zo'n 1000 miljoen jaar gelden, toen twee continentale landmassa's op elkaar botsten, ontstond in Zuidwest-Zweden en in Zuid-Noorwegen een gebergtegordel. Hierbij zijn talloze gesteenten door gerichte druk en bij een (sterk) verhoogde temperatuur gemetamorfoseerd. Toen is ook deze opvallende gneis met zijn pikzwarte glanzende hoornblende-naalden ontstaan.
De zwarte naalden ontstonden in vaste toestand, het gesteente was niet gesmolten. Via microporiën werden in het bestaande gesteente bestanddelen aan- en afgevoerd, waarbij nieuwe mineralen ontstonden. Deze groeiden ten koste van hun omgeving. Omdat de kristallen langs metamorfe weg zijn ontstaan, heten het geen eerstelingen, zoals in magmatische gesteenten, maar worden ze porfyroblasten genoemd.

Nebulietische migmatiet

Zo worden gesteenten genoemd die op tientallen kilometers diepte in de aardkorst, in de wortels van hooggebergten ontstaan. Migmatiet is een ultra-metamorf gesteente. Het ontstaat bij zeer hoge druk en een sterk verhoogde temperatuur uit andere gesteenten, vaak van sedimentaire oorsprong. Je houdt het niet voor mogelijk, maar uit zavelige klei in het noorden van de provincie Groningen kan uiteindelijk een dergelijk migmatietgesteente ontstaan. Duurt wel miljoenen jaren en ook nog alleen op plaatsen waar continenten botsen, waarbij hooggebergten als de Alpen ontstaan.

Druk en temperatuur lopen bij metamorfose zo hoog op dat vooral minerale bestanddelen als kwarts en veldspaat smelten en vervolgens weer kristalliseren. Donkere bestanddelen als zwarte biotietglimmer vragen een nog hogere temperatuur. Dit veroorzaakt het grillige kleurverloop en streperigheid. Waar de grens tussen migmatiet en graniet vaag wordt spreekt men van nebuliet (van mist of nevel) ofwel van nebulietische migmatiet.

Migmatieten komen overal op aarde op continenten voor. Het gesteente wordt veel aan gebouwen, in vloeren, aanrechten en ook in grafwerken verwerkt. Ook als noordelijke zwerfsteen zijn duizenden zwerfstenen van migmatiet door ijstijdgletsjers naar ons land vervoerd. Gezaagd en gepolijst zijn het zo ongeveer de mooiste zwerfstenen die je kunt vinden. Migmatiet komt op veel plaatsen in Zweden en Finland voor. Het gesteente vormt de overgang van gneis naar volkristallijne graniet. Ook gesteenten zijn dus onderworpen aan een kringloop van ontstaan, vergaan en opnieuw geboren worden. Net een fenix, maar dan iets anders.

 

 

 

 

Gedeformeerde graniet

Zwerfstenen hoeven niet altijd gidsgesteenten te zijn om  bijzondere te zijn. Neem de steen op bovenstaande foto: een normale graniet, eentje die op een bepaald moment in zijn 'leven' iets heeft meegemaakt wat ie in de rest van zijn bestaan nooit meer is kwijt geraakt.

Gedeformeerd wil zeggen dat deze graniet ergens in Scandinavië, op vele kilometers diepte de gevolgen van enorme druk onderging. Het waren niet zozeer drukverschijnselen die te maken hadden met plaatbotsingen, het moet meer statische druk zijn geweest. Puur het gewicht dus van bovenliggende gesteentepakketten.

Het gevolg was dat alle samenstellende mineralen, kwarts, veldspaat en glimmer gegranuleerd zijn tot een suikerkorrelige massa. Heel vaak zie je bij dergelijke granieten dat vooral kwarts vergruisd is. Veldspaat laat dit in mindere mate zien. In deze steen zijn echter alle mineralen verbrijzeld.

Het gesteente is dus nog gewoon graniet, zij het dat zijn minerale bestanddelen tot suikerkorrelgrootte zijn vergruisd. Vorm en begrenzing van de oorspronkelijke mineralen zijn bewaard gebleven. Er is geen sprake van parallelle rangschikking van de mineralen, als gevolg van gerichte druk, waardoor gneis-graniet of mylonietgneis zou zijn ontstaan.

Het kleurige gesteente bestaat uit roodachtige kaliveldspaat, geelwitte plagioklaas en donkergrijze kwarts. Biotiet vormt verspreid zwarte aggregaten. Ze zijn gering in aantal.

Bijzonder is dat de plagioklazen donker gespikkeld zijn. Dit is het gevolg van omzetting en vergruizing. Plagioklaaskristallen bevatten vaak donkere insluitsels, zeker als ze oud en chemisch omgezet zijn. Gesteenten als deze zullen zo'n slordige 1600-1800 miljoen jaar oud zijn. Een andere bijzonderheid is dat roodachtige kaliveldspaat hier en daar mantels (dikke randen) vormt om de plagioklaas.

Ongetwijfeld een Zweeds/Fins gesteente, maar waar vandaan? Geen idee, maar mooi is ie wel.

 

Syeniet

Syeniet is net als graniet een stollingsgesteente, dat op kilometers diepte in de aardkorst is gekristalliseerd. Hierbij zijn kristallen gevormd die met het blote oog zichtbaar zijn.

Syeniet lijkt veel op graniet. Het bestaat in feite ook uit dezelfde mineralen, met één uitzondering: kwarts ontbreekt of is slechts in geringe hoeveelheden aanwezig.

Syeniet komt o.m. voor aan de randen van granietmassieven. Door uitwisseling/opname van bestanddelen uit het omringende vaste nevengesteente is graniet dusdanig van samenstelling veranderd, dat syeniet ontstond.

Als zwerfsteen komt syeniet weinig voor. Juist daarom zijn zwerfsteenliefhebbers er zo tuk op. Zeldzaam is bij verzamelaars altijd aantrekkelijk.

De syeniet op de foto is in meerdere opzichten bijzonder. Het gesteente bevat iets meer dan 5% kwarts. Daardoor wordt het kwarts-syeniet genoemd. Bovendien valt de groenige kleur in het gesteente op, samen met wat 'wit'. Het gehalte aan plagioklaas is groter dan dat van (hoog)roze kaliveldspaat. Gesteenten met min of meer gelijke hoeveelheden kaliveldspaat en plagioklaas of iets meer van dit laatste mineraal, krijgen als voorvoegsel 'monzo'. Monzo-graniet komt als zwerfsteen veel voor, alhoewel de meeste verzamelaars deze gewoon graniet noemen. Veel Smaland-granieten zijn in feite monzo-granieten. Bij syenieten komt dit ook voor, maar dan heet het gesteente niet 'monzo-syeniet', maar monzoniet. Omdat deze naam in de zwerfsteenwereld weinig tot niet gebruikt wordt, wordt de steen op de foto toch gewoon kwarts-syeniet genoemd.

Het groen en wit in de steen is van plagioklaas. Sommige kristallen van dit mineraal zijn zonair. Dit wil zeggen dat deze groen van binnen zijn, omgeven door een witte rand. Plagioklaaskristallen zijn in de kern vaak calciumrijker dan meer naar buiten. Door omzetting zijn vooral de calciumrijke delen van de plagioklaas omgezet in groene epidoot. De natriumrijke delen zijn niet omgezet en bleven daardoor wit.

De donkere vlekjes tenslotte zijn van groenzwarte chloriet, zwarte magnetiet en ilmeniet. Dit laatste is een titanium- mineraal. Verder komt in het gesteente ook veel geelbruin verweerde titaniet voor, ook een titaanmineraal.

 

Graniet met xenolieten ofwel magmatische 'opslokking'

De steen op de foto ziet er nogal opvallend uit, contrastrijk ook. Wat het is, is niet direct te zeggen. De steen illustreert namelijk een proces, dat bij magmatieten ( stollingsgesteenten) in de aardkorst wel meer voorkomt. De ene steensoort, in dit geval een zeer lichtkleurige graniet, slorpt delen van een ander, veel donkerder gesteente op. De donkere gesteentedelen lijken wel op schollen of drijvende ijsschotsen. Het lichtkleurige gesteente is graniet, maar wat in dit geval het donkere gesteente is, is niet direct duidelijk. Op het eerste gezicht doet het aan gabbro denken. Dit is een donker ijzer- en magnesiumrijk gesteente. Gabbro heeft dezelfde samenstelling als basalt, een gesteente dat wij veel beter kennen.

De donkere partijen zijn losse geïsoleerde, deels opge-smolten gesteente-fragmenten. Het opdringen van granietmagma in de aardkorst moet het donkere nevengesteente hebben aangetast en gebroken, waarbij losse fragmenten in het magma zijn opgenomen. Dat dit de volgorde moet zijn en niet andersom wordt duidelijk uit de lichtkleurige graniet. Deze vormt in het gesteente de matrix waarin de donkere gesteentedelen als het ware 'zweven'. En juist dit is vreemd. Donkere gesteenten, zoals gabbro hebben een veel hoger smeltpunt dan graniet. Met andere woorden, graniet kan gabbro niet opsmelten. Dit laatste is echter in deze steen wel het geval geweest. Aan de donkere spikkels en vlekjes in de graniet blijkt duidelijk dat donker materiaal is opgenomen (geassimileerd).

Een mogelijkheid is dat het geen gabbro is, maar dat het om dioriet gaat. Gabbro en dioriet zijn eigenlijk zonder microscopisch onderzoek niet van elkaar te onderscheiden. Er bestaan dus ook zeer donkere, op gabbro gelijkende, typen dioriet. Het donkere mineraal in dioriet is voornamelijk hoornblende. Onder bepaalde omstandigheden is opsmelting daarvan wel mogelijk. Hoewel de eerste indruk er een is van een graniet met xenolieten (insluitsels) van gabbro, gaat het vermoedelijk toch om dioriet. In dit geval een heel donker type. Microscopisch onderzoek aan de plagioklaas zou uitsluitsel kunnen geven. Met het blote of of met een loep valt hierover echter niets te zeggen.

 

 

Oud en minder oud

Zo mag je dit samenspel wel noemen. Twee verschillende gesteenten in één zwerfsteen en zo contrastrijk kom je niet vaak tegen. De kei toont een combinatie van een vulkanisch en een metamorf gesteente. 

Het lichtkleurige deel bestaat uit een geplooide mylonietgneis. Oorspronkelijk is het een grofkorrelige porfierische graniet geweest, die diep in de aardkorst gemangeld werd door tektonische krachten. Hierbij zijn de samenstellende bestanddelen verbrijzeld en tot lenzen en strepen uitgewalst. Tektoniek is tevens oorzaak dat het gesteente vervolgens intensief werd geplooid. Kortom kinetische metamorfose volgens het boekje.

Korte of langere tijd daarna is via spleten in het gesteente, onder grote druk, basaltisch magma ingedrongen en gekristalliseerd. De snelle afkoeling van het magma door het omringende, veel koudere gneisgesteente maakte dat een dicht type basalt ontstond. De structuur van de basalt is aphanietisch, d.w.z. zichtbare kristallen ontbreken. Ook het contactvlak tussen gneis en basalt toont geen opsmeltingsverschijnselen of andere reacties.

De mylonietgneis is ongetwijfeld van Precambrische ouderdom. Van de basalt is dit minder zeker. Het zou ook om een Mesozöische basalt-type  kunnen gaan.

 

Rapakivi-graniet van Drammen

Vlotte kans dat u hier niet eerder van gehoord heeft. Drammen is een plaats bij Oslo in Zuidoost-Noorwegen. Het ligt in het midden van een oude riftzone van ca. 200 km lang en zo'n 50 km breed. Op het eind van het Carboon en in het Perm zijn langs zeer diep reikende breuken repen aardkorstgesteente duizenden meters weggezakt. Gevolg, veel vulkanisme. Het breuksysteem werd veroorzaakt door naweeën van gebergtevorming elders in Europa. Het Zwarte Woud, Fichtelgebergte, Thüringerwoud e.d. zijn toen ontstaan. In de riftzone rond de huidige stad Oslo ontstonden talrijke vulkanen. Hiervan is niets meer over, behalve talrijke vulkanische gesteenten. 

Onderaards ontstonden op tal van plaatsen magmahaarden, waarin magma, vaak met een  bijzondere samenstelling kristalliseerde tot allerlei dieptegesteenten, zoals syeniet en ook graniet.

Bijzonder is dat rond de stad Noorse stad Drammen meest zalmkleurige granieten voorkomen, die overeenkomsten tonen met rapakivi-granieten, die als zwerfsteen op de Hondsrug gevonden worden. Alleen de samenstelling is anders. Bovendien verschillen de gesteenten zo'n 1400 miljoen jaar in leeftijd.

Oslo-gesteenten zijn als zwerfsteen zeldzaam. Alleen op een paar plaatsen in Noordwest-Duitsland en vooral in Noord-Denemarken vind je ze veel.

Van alle rapakivi-typen van Aland in Finland, zijn in het Oslo-gebied overeenkomende structuurvarianten gevonden: rapakivi, pyterliet, kwartsporfier, granietporfier, porfier-apliet, apliet enz. Verder dan dit gaan de overeenkomsten niet.  De veldspaatsamenstelling van deze Oslo-rapakivi's is anders. De veldspaten tonen op het breukvlak een mattere glans. Ook de kleuren zijn bleker, meer pastelkleurig dan bij echte rapakivi's. Op de foto's ziet u de zalmkleurige Drammen-rapakivi, zoals die bij Solumstranda in het Oslo-gebied als vaste rots voorkomt. 

 

 

Geplooide gneis

Gneis is een metamorf gesteente ofwel een omzettingsgesteente. Op meestal grote diepte in de aardkorst veranderen bestaande gesteenten onder invloed van druk en  temperatuur van uiterlijk en samenstelling. Bij een bepaalde druk- en temperatuurverhouding vallen bestaande mineralen uiteen. Uit de bouwstenen ervan vormen zich nieuwe mineralen, die een tijdlang tegen veranderende en extremere omstandigheden bestand zijn.

Deze omzetting vindt plaats in vaste toestand. Aan- en afvoer van moleculaire en atomaire bouwstenen vindt plaats via microporiën in het gesteente. Smelten gebeurt pas in het stadium waarbij migmatieten worden gevormd. In de steen op de foto is hiervan een begin te zien. Deze processen duren miljoenen jaren.

Vooral bij de vorming van gebergten ontstaan op grote schaal metamorfe gesteenten. De meeste ontstaan uit (zeebodem)sedimenten, zoals klei, kalksteen, zandsteen of mengsels daarvan. Uit siltige klei vormt zich bij progressieve metamorfose achtereenvolgens leisteen, fylliet, glimmerschist, gneis, migmatiet tot uiteindelijk via nebuliet graniet ontstaat. Gesteenten zijn dus ook onderdeel van kringlopen.

Onder invloed van zijdelings gerichte druk op grote diepte in de aardkorst worden gesteenten geplooid, soms zeer intensief, zoals op de foto. Je kunt het plooien vergelijken met een tafelkleed waar je tegenaan duwt. Je krijgt dan plooien in het kleed. Bij metamorfe gesteenten kan dit ook gebeuren, maar dan is de kracht waarmee tegen het gesteente wordt gedrukt veel groter.

 

Eksjö-graniet ofwel bonte Smaland-graniet ofwel pseudo Siljan-graniet

Heel wat zwerfsteenliefhebbers zullen zich bij het lezen hiervan achter de oren krabben. Wat moet ik hiermee? Krab maar even door, want ontdekkingen in de zwerfsteenwereld slaan soms een hevig gat in de bestaande kennis.

Siljan-graniet is een bekend gidsgesteente, dat in een aantal variëteiten voorkomt in de omgeving van het Siljanmeer in Dalarne in Midden-Zweden. Zwerfstenen ervan zijn in ons land niet erg zeldzaam. Heel jammer, dat de meeste van deze 'Siljan-granieten' niet afkomstig blijken uit Midden-Zweden.

Niet lang geleden zijn in Zuid-Zweden, meer precies bij Eksjö, zuidoostelijk van het grote Vättern-meer, talrijke zwerfsteen-granieten gevonden, die als twee druppels op Siljan-graniet lijken. Ze verschillen van de echte doordat, die uit Smaland deformatieverschijnselen tonen. Siljan-graniet uit Dalarne heeft dit niet.

Het vaste gesteente is weliswaar (nog) niet gevonden, maar moet ergens in de buurt van Eksjö voorkomen. Naast typen die sprekend op Siljan-graniet lijken, zijn er ook die er duidelijk van afwijken, meer gele plagioklaas hebben met kaliveldspaat die bleker rood is. Kwarts komt veel voor zowel grijs als grijsblauw. Kortom, een nieuwe ster aan het gidgesteenten-firmament. De foto laat zien dat het om een prachtige scherpkristallijne porfierische graniet gaat.

Filipstad-graniet

Gidsgesteenten hebben iets magisch. Je hebt een steen in de hand die vaak vele honderden kilometers verderop, uit Scandinavië komt. Iedereen die dat uitgestrekte gebied in het noorden heeft doorkruist, verbaast zich er over dat van zoveel zwerfsteensoorten überhaupt de herkomst ontdekt is. Niet dat je de geboorteplek op de kilometer nauwkeurig kunt vaststellen, meestal niet, hoewel er bij zijn, waarbij dit wel het geval is. De wetenschap dat je een opvallende granietsteen in handen hebt die uit de omgeving van Filipstad in Zweden komt, geeft een bijzonder gevoel. Geen wonder dat de meeste zwerfsteenliefhebbers zich op het verzamelen van gidsgesteenten richten.

Filipstad-graniet is niet zeldzaam. Zelfs in het Hondsruggebied in Drenthe komen ze voor. De grootst bekende zwerfsteen van Filipstad-graniet komt daar zelfs vandaan. De steen is gevonden bij Gieten en weegt maar liefst 12 ton. Hoe herken je nu Filipstad-graniet? Dit is niet eenvoudig. Allereerst omvat Filipstad-graniet niet één bepaald type, de naam omvat een groot aantal verschillende varianten, die samen één familie vormen. Ze komen uit een langgerekt, vele honderden kilometers groot gebied dat zich noordelijk van het Vätternmeer bij Filipstad in noordwestelijke richting uitstrekt tot voorbij de Noorse grens. Het zijn vrijwel allemaal grofkorrelige, porfierische granieten met 1-6 cm grote rondachtige, rode, bruine tot grijsviolette kaliveldspaten. Deze veldspaten kunnen overigens verschillende tinten bezitten, zelfs in dezelfde steen. Sommige van de rondachtige kaliveldspaten bezitten een lichtkleurige rand van
plagioklaas. Wat dit betreft doen sommige Filipstad-granieten soms aan rapakivi-graniet denken. De kwarts is doorgaans grijs. Verder komt in de grondmassa veel donker materiaal voor, naast vrije plagioklazen.

In het noordwesten van het verspreidingsgebied komen uitgesproken grofkorrelige bonte granieten voor met opvallende blauwe kwarts, roodachtige kaliveldspaat en gele tot geelgroene plagioklaas. Deze veelkleurige granieten noemt men 'tricolore-graniet'. De mooiste typen staan bekend als Barnarp-graniet. Kortom, Filipstad-graniet heeft een beetje het karakter van een kameleon, veel typen, veel kleurverschillen, maar alle hebben ze gemeen dat de ronde veldspaten vaak een witte ring bezitten van plagioklaas. Aan de verweerde buitenkant is dit makkelijk te zien.

 

 

Leuco-gabbro

Gabbro is een algemene zwerfsteensoort. Vooral in Oost-Baltische zwerfsteengezelschappen in het Oost-Drentse Hondsruggebied komen ze veel voor. Toch is het gesteente bij verzamelaars niet erg populair. Hun manco is dat ze de bonte kleurigheid van graniet missen en wellicht nog belangrijker, van de meeste gabbro-zwerfstenen is niet goed bekend waar ze in Scandinavië vandaan komen.

Gabbro’s zijn doorgaans grijszwarte, zwartgroene tot geheel zwarte gesteenten met een wisselend percentage lichtkleurige plagioklaas. De donkere bestanddelen in het gesteente bestaan uit pyroxeen (augiet) en/of amfibool (hoornblende). Het kleurcontrast tussen plagioklaas en donkere mineralen is vooral bij enige verwering groot.

Naast deze sombere gabbro-soorten zijn er ook die uitgesproken lichtkleurig zijn. Deze gabbro's bevatten een hoog percentage plagioklaas en hooguit 10% of iets meer aan donkere mineralen. Deze zwerfstenen noemt men heel toepasselijk leuco-gabbro (van Gr. Leucos = wit).

Leuco-gabbro's komen ook in het Hondsrug-gebied relatief vaak voor, meer dan in andere delen van Midden- en Noord-Nederland. De oorzaak is dat de meeste Hondsrugstenen afkomstig zijn uit Noord-Zweden, Botnische Golf, Zuidwest-Finland en de noordoostelijke Oostzee. In de Botnische Golf aan de kust van Angermanland komen deze veldspaat-gabbro's veel voor. Ook op het westelijk gelegen kleine eiland Västersten op Aland zijn leuco-gabbro's en zelfs ook anorthosieten bekend. Anorthosiet is nog veldspaatrijker dan leuco-gabbro. Sommige typen bevatten nauwelijks donkere mineralen.

Meer weten van gabbro's en hoe deze er uit zien? Kijk op 

https://www.stenenzoeken.nl/welke-steen-heb-ik/gabbro. Daar ziet u tientallen andere gabbro-typen.

 

Zwerfsteenvondst: Inslagbreccie van rapakivi-graniet

Als enorme meteorieten op aarde inslaan, zijn de gevolgen rampzalig. Uitgestrekte landstreken worden met alles erop en eraan in luttele seconden verwoest. Gelukkig knallen dergelijke grote brokken hemelpuin maar eens in de zoveel miljoen jaar op aarde neer. De enorme meteorieten zijn vaak afkomstig uit de asteroïdengordel tussen de planeten mars en jupiter, waar duizenden grote en kleine brokstukken in een baan om de zon draaien. Door zwaartekrachtverstoringen raken asteroïden soms uit hun baan en trekken met een heel andere route hun baan om de zon. In enkele gevallen komt zo'n honderden meters grote of soms enige kilometers groot brok gesteente of metaal in de invloedsfeer van de aarde. Na paar banen om de zon later kan de meteoriet op ramkoers met de aarde komen. De korte tocht door de atmosfeer geeft weliswaar veel lichtspectakel, maar de meteoriet wordt niet door luchtwrijving afgeremd. 

 

De inslaande meteoriet en de aardkorst eronder verdampen ogenblikkelijk door de energie (warmte) die vrij komt. De meteoriet komt met een snelheid van vele tientallen kilometers per seconde op aarde neer. In een zone eromheen smelten aardkorstgesteenten tot een soort lava. Iets verder van het inslagpunt verwijderd, krijg je een mengeling van verschillende soorten gesteentefragmenten, vergezeld van slierten gesmolten gesteente. Na stolling ontstaat hieruit een inslagbreccie ofwel een impactiet. 
In het Precambrium is in het rapakivigebied van Aland in Zuidwest-Finland een enorme meteoriet ingeslagen. De zee-inham Lumparn op het hoofdeiland is er het litteken van. De waarschijnlijkheid is groot dat deze zwerfsteen van Ellertshaar in Drenthe daar vandaan komt. Op één van de foto's heb ik de verschillende gesteentedelen met pijlen aangegeven. 
Korte tijd later trof ik nog een andere zwerfsteen aan, die ook verdacht veel weg heeft van een impactiet. Hiermee zou het aantal zwerfsteen-impactieten die in het Hondsrug-gebied gevonden zijn, op vijf komen. In de zwerfsteenwereld een unicum.

 

Impactiet van rapakivigraniet - Zwerfsteen Ellertshaar (Dr.)

Breukvlak. De zwartachtige partijen bestaan uit opgesmolten gesteente. De rode steenfragmenten zijn rapakivigraniet

 

Impactiet, dezelfde steen van de buitenkant

De zee-inham Lumparn op Aland in Zuidwest-Finland markeert de locatie waar lang geleden een enorm brok ruimtepuin, vermoedelijk een asteroïde, op aarde is ingeslagen.

Rapakivi-graniet van Kökar met schokkegels

 

Een werkelijk unieke vondst, deze zwerfsteen van Barger-Oosterveld (Dr.). Nog unieker is dat de grote kei na twee jaar teruggevonden is en aan de collectie van het Hunebedcentrum is toegevoegd.

Een paar jaren geleden was Harry Huisman met drie collegaverzamelaars op excursie in Zuidoost-Drenthe. Op een opslag met allemaal grote keien zag ik hem, een grote oranjerode Kökarrapakivi met vreemde vlakke puntstructuren erin. Het leken wel puntzakjes. Foto's gemaakt natuurlijk. Pas na vele maanden viel het kwartje. Vergelijking met stukken rots met drukkegels op de universiteit in Groningen maakten duidelijk dat we hier met een zwerfsteen te maken hadden met een impactstructuur.

 

Porfierische Kökar rapakivigraniet - Zwerfsteen van Bargeroosterveld (Dr.)

In deze graniet komen verschillende, typisch kegelvormige schokkegels voor. Deze ontstonden bij het inslaan van een reuzenmeteoriet, wellicht (honderden) miljoenen jaren geleden in de Noordoostelijke Oostzee, zuidwestelijk van Finland

Detail van de steen hiernaast. Duidelijk is dat de puntzakvormige structuren ook zelf weer drukkegels laten zien

 

Kilometers grote meteorieten die op aarde inslaan, veroorzaken niet alleen enorme kraters, het gesteente in de omgeving smelt en iets verder van het inslagpunt ontstaan impactbreccies en nog iets verder drukkegels in het gesteente. De punten van de drukkegels wijzen in de richting van het inslagpunt. Alleen, dit is een zwerfkei, dus aan dit laatste heb je niets meer.

 

Als een asteroïde van een paar kilometer doorsnede op aarde inslaat, veroorzaakt dit enorme verwoestingen. Hele landgebieden worden volkomen verwoest. Gelukkig komen dergelijke gebeurtenissen maar eens in de zoveel miljoen jaar voor

Op het moment van inslaan verdampt zowel de meteoriet als het onderliggende gesteenten van de aardkorst. In een zone daaromheen smelt het gesteente. Daarbuiten is een zone aanwezig waar schokkegelstructuren in gesteenten ontstaan

 

Het unieke van deze vondst is dat ik foto's van deze steen liet zien, tijdens een cursus over sterrenkunde. Wat zou het mooi zijn geweest als we de kei toen hadden herkend en hem hadden meegenomen. Na ruim twee jaren zou de kans dat ie er nog zou liggen te verwaarlozen zijn.

Om een lang verhaal kort te maken: afgelopen week kwam Geert Hoving uit Exloo aan het begin van de 2e cursusavond met de kei aanzetten. Op een steekwagen. Hij was bij de aannemer vermoedelijk blijven liggen omdat er aan de kei twee hoeken ontbreken. Beschadigde keien liggen wat minder goed in de markt, blijkbaar.

Na enig onderhandelen met de aannemer kon de kei voor euro 10,- meegenomen worden. Wat een aanwinst!!!!! Niet te geloven. Het betekent dat in de noordoostelijke Oostzee, zuidelijk van Aland in de Kökar-archipel lang geleden - hoe lang geleden is onbekend - een enorm brok hemelpuin op aarde is ingeslagen. Dit heeft destijds tot gigantische verwoestingen geleid. Behalve deze steen is daarvan niets zichtbaars overgebleven. Het gesteente waaruit het gletsjerijs in de voorlaatste ijstijd deze kei heeft losgebroken, ligt onder water, restanten van de inslagkrater eveneens.

Retro-eclogiet

 

 

De steen op de foto is een retro-eclogiet. De steen is gevonden tijdens een excursie met deelnemers aan de geologiecursus in het Hunebedcentrum in Borger. Op weg naar het eerste punt kwamen we tussen Borger en Ees twee grote hopen zwerfkeien tegen. Vol in de remmen dus. Iedereen zoeken.

Iemand kwam met een paar stenen aanlopen waarbij zij bij een ervan vroeg of dit een bijzondere was. Ik zag de steen eerst aan voor een verweerde gabbro, maar de 'pitjes' erin stemden mij tot nadenken. 

De steen meegenomen, schoongeborsteld en vervolgens in de dikke bleek gedaan om de vuiligheid er goed af te krijgen. En.... warempel, het is een heel bijzondere zwerfsteen: een eclogiet. Eigenlijk een retro-eclogiet, waarin de donkere pitjes sterk verweerde granaten blijken te zijn. De grijsblauwgroene tint van de steen wordt veroorzaakt door het mineraal amfibool, dat door wateropname uit pyroxeen is ontstaan. Deze omzetting komt in vrijwel alle eclogieten op aarde voor. Het heeft te maken met het langzaam omhoog komen van het gesteente in de aardkorst. Metamorfose, maar dan in omgekeerde volgorde. Vandaar de toevoeging 'retro'. 

Eclogiet ontstaat bij zeer hoge druk en temperatuur uit gesteenten als basalt, gabbro en diabaas. Dit op diepten van minimaal 35 km! De mineralen in genoemde gesteenten worden door de extreme omstandigheden op die diepten omgezet in grasgroene augiet en prachtig rode granaat. Stijgt eclogiet door tektonische oorzaken richting aardoppervlak, dan wordt augiet door afnemende druk, temperatuur en ook door wateropname omgezet in amfibool. Deze laatste heeft vaak een groenige, tot (grijs)blauwgroene tint en een soms vezelig/korrelige structuur.

Bijzonder is dat deze eclogiet gevonden is op de Hondsrug. Hier komt een Oostbaltisch zwerfsteengezelschap voor met zwerfsteensoorten die afkomstig zijn uit de noordoostelijke Oostzee, Zuidwest-Finland, Botnische Golf en Noord-Zweden. Uit die streken zijn voor zover bekend geen eclogieten bekend.

De stenen uit de twee steenhopen zijn echter afkomstig van de westelijke Hondsrug, waar weliswaar ook Oostbaltische zwerfstenen voorkomen, maar altijd met bijmenging van zwerfsteensoorten uit Midden- en Zuid-Zweden. De aanwezigheid van vuursteen verraadt dit Zweedse karakter. Uit Midden en Zuidwest-Zweden zijn wel eclogieten bekend. Gezien de structuur van de steen zou een herkomst uit de provincie Halland in Zuidwest-Zweden best mogelijk kunnen zijn. Deze eclogiet is de tweede vondst ooit op de Hondsrug!!! Een unicum dus.

Myloniet ogengneis

 

 

Je hebt ogengneizen en ogengneizen. In het ene geval zijn het ultra-metamorfe gesteenten met opvallende oog- of lensvormige nieuwvormingen van veldspaat. Dit zijn in feite migmatietgneizen. Bij de steen op de foto spreken we ook van ogengneis, maar zijn de afzonderlijke mineralen door druk en temperatuur zo sterk gedeformeerd dat de kaliveldspaten in veel gevallen amandelvormig zijn met 'staartjes'. 


De overige bestanddelen zijn tot smalle strepen en lijntjes uitgewalst. Samen vormen ze een donkere massa, waaruit duidelijk het gneiskarakter spreekt. 
Tektonische krachten in de aardkorst zijn voor dit soort ogengneizen verantwoordelijk. Druk en temperatuur zijn hierbij zo hoog dat het gesteente plastisch vervormbaar is, zonder dat er duidelijke barsten ontstaan. 


Toch is in deze steen sprake van breukvorming en verschuiving. De lichtkleurige band in de steen was oorspronkelijk een doorlopende, fijnkorrelige aplietgang, bestaande uit kwarts, veldspaat en een weinig biotiet. Het aplietgesteente is omgezet tot een fijnkorrelige biotietgneis. Het gesteente moet ten tijde van de breukvorming door druk en temperatuur ductiel zijn geweest, waardoor de breukbegrenzingen niet langer scherp zijn, en zelfs op een aantal plaatsen zijn verdwenen. 


Foto en verzameling: Gelders Geologisch museum te Velp.

 

Dala-kwartsporfier

 

 

De zwerfsteen op de foto is gevonden op een akker bij Borger op de Hondsrug. Het is een mooi en duidelijk voorbeeld van een kwartsporfier, lang geleden ontstaan bij de uitbarsting van een vulkaan. Kwartsporfieren in deze vorm zijn in vrijwel alle gevallen ontstaan uit het gloeiend hete afgezette materiaal van gloedwolken ofwel pyroklastische stromen. De intense hitte zorgde er voor dat de losse vulkanische producten aaneen sinterden tot een keihard gesteente.


Kwartsporfier heeft de samenstelling van graniet. Je zou kunnen zeggen het is het uitvloeiingsgesteente ervan, ware het niet dat lavastromen van granietisch magma eigenlijk niet bestaan. Granietisch magma is te taai om te vloeien. In een uiterst fijnkorrelige grondmassa van vulkanisch as en uiteengespatte magmadruppeltjes, zweven talloze dieprode kristallen en fragmenten van kaliveldspaat. Sommige zijn prachtig idiomorf, d,w.z. deze bezitten hun eigen vorm. Daarnaast zijn iets minder talrijk (glazig)grijze, soms hoekige kristallen van kwarts te zien. 


De precieze herkomst van deze porfier is niet bekend, maar vrijwel zeker is dat we hier met een porfier te maken hebben die uit de provincie Dalarna in Midden-Zweden stamt. Het is een van de allermooiste kwartsporfieren die de laatste jaren is gevonden.

Amygdaloïdale paleobasalt

 

 

Basalt kent iedereen al was het maar van de stenen in de dijken langs onze kust. Basalt is het meest voorkomende vulkanische gesteente op aarde. Alle oceaanbodems bestaan uit basalt. Ook op land en vooral op vulkanische eilanden komt het gesteente veel voor. IJsland bestaat vrijwel uitsluitend uit basalt. Geologisch oude basalt is vaak chemisch en ook mineralogisch veranderd. De kleur van het gesteente verandert van grijszwart naar groenachtig(grijs). Dit kan veroorzaakt worden door circulerend poriewater dat door gesteenten in de aardkorst diffundeert. Ook een lichte vorm van metamorfose als gevolg van druk en temperatuur in de aardkorst kan de chemische samenstelling van mineralen veranderen. Basalt dat dit proces ondergaat is in feite veranderd in een metamorf gesteente. Afhankelijk van de aard van omzetting noemt men geologisch oude omgezette basalten paleobasalt of metabasalt. De witte vlekjes in het gesteente zijn voormalige, met secundaire mineralen opgevulde gasblaasjes. Deze structuur noemt men amygdaloïdaal. Vandaar de naam amygdaloïdale paleobasalt voor deze fraaie zwerfsteen. Verzameling en foto's: Hans van Essen - Dieren.

Impactiet

 

 

Deze steen is opgeraapt in de omgeving van Borger op de Hondsrug in Drenthe.  Op aarde komen impactieten niet zo heel veel voor, als zwerfsteen is het ronduit een curiositeit. Impactieten ontstaan bij de inslag van reuzenmeteorieten. De grootte ligt ergens tussen een paar honderd meter en een paar kilometer. Met een snelheid van om en nabij 70 km per seconde slaat een dergelijk stuk hemelsteen op aarde neer met rampzalige gevolgen. In een fractie van een seconde zijn zowel meteoriet als het gesteente waar de inslag plaats vind verdampt. Hier komt zoveel energie bij vrij dat hele landstreken verwoest worden. Het gesteente in wijde omgeving van de inslag smelt, verbrokkelt of toont typische schokpatronen als gevolg van de enorme druk. 
De steen op de foto is een grotendeels gesmolten en weer gekristalliseerd brok aards gesteente met daarin vegen en slierten van puimsteenachtig materiaal. Impactieten lijken veel op vulkanische gesteenten. De herkomst ligt ergens in Zweden of Finland. Een bekende locatie Dellensee aan de Botnische Golf zou zomaar de plaats van herkomst kunnen zijn. De gelijkenis is groot.

Tönsbergiet

 

Sommige zwerfstenen zijn zeldzaam, daarnaast heb je ook nog zeldzamere, maar het vinden van een steen als op de foto overkomt je maar een enkele keer in je leven, in Nederland tenminste.


Zwerfstenen uit Zuid-Noorwegen, vooral die uit de omgeving van de stad Oslo, zijn begeerde verzamel- en studieobjecten. Ze zijn niet alleen als zwerfsteen bijzonder, ook als gesteente komen ze op aarde zeer weinig voor. Dit heeft te maken met hun ontstaanswijze. Oslogesteenten zijn geologisch gezien piepjong, vergeleken met talloze granieten, gneizen en migmatieten in Zweden en Finland. Ze ontstonden op het eind van de Carboonperiode en vooral tijdens het Vroeg-Perm langs en in een aardbreuk waarlangs veel vulkanisme plaatsvond. Het was de tijd ook, waarin de zandlaag in Noord-Nederland ontstond, waar zich later het aardgas in ophoopte.


De steen op de foto met zijn fraaie ruitvormige (=rhombische) veldspaateerstelingen is in feite een larvikiet, die door veroudering (=hydrothermale invloeden) van karakter en samenstelling is veranderd. Deze variëteit wordt in de zwerfsteenkunde Tönsbergiet genoemd.

Plagioklaas-Porfierische paleobasalt

 

 

Naast noordelijke uit Scandinavië afkomstige zwerfstenen kennen we ook zuidelijke zwerfstenen. Deze zijn door Rijn en Maas naar ons land vervoerd. De steen op de foto is afkomstig uit het stroomgebied van de Rijn, meer specifiek uit het Nahe-gebied. Tijdens de Perm-periode, ca. 280 miljoen jaar geleden, vonden hier veel vulkanische uitbarstingen plaats, waarbij vooral basalt werd gevormd. Basalt is doorgaans een donker, zwartachtig gesteente, dat door de hoge ouderdom van het gesteente is omgezet. Basalt kleurt hierdoor soms groenzwart, maar soms ook rood- tot violet- of zwartbruin.
In Duitsland komen geen basalten voor uit het Mesozoïcum, wel oudere uit het Perm. Deze oude basalten werden (worden) melafier genoemd. Het type op de foto is afkomstig uit de omgeving van Kirn in het Nahe-gebied. De witte vlekjes zijn kristallen van plagioklaas. Hier en daar zijn deze samengeklonterd. Dit noemt men cumulofierisch. In de petrologie worden melafieren en andere geologisch oude basalten doorgaans paleobasalt genoemd.


Verzameling en foto: Hans van Essen, Dieren.

Rapakivi-pegmatiet van Kökar

 

 

Er zijn zwerfsteensoorten die je vaker vindt. Rapakivi's zijn in het Hondsruggebied bijzonder algemeen te vinden. Dus waarom dan een rapakivi? 
Pegmatiet komt veel voor in granietvoorkomens. Ze ontstaan uit een zeer dunvloeibare restsmelt als het overgrote deel van het magmalichaam onderaards al is gekristalliseerd. Water in gasvorm speelt bij de vorming van pegmatiet een belangrijke rol. 


Rapakivimagma is een zogenaamd 'droog' magmatype. Het watergehalte daarin is bijzonder gering. Dit komt omdat rapakivigranieten ontstaan zijn door opsmelting van de onderste aardkorstgesteenten in aanwezigheid van heet basaltisch magma dat uit de mantel afkomstig is. Gesteenten uit de onderste aardkorst bevatten doorgaans weinig water. Rapakivimagma dus ook. De afwezigheid of het grote gebrek aan water is reden waarom rapakivi's zo weinig pegmatiet bevatten. Vind je vervolgens een zwerfsteen met pegmatiet en die steen blijkt een rapakivigraniet te zijn, dan is het bingo!! Zeldzaam zijn ze!
De rapakivi op de foto's is een Kökarrapakivigraniet, afkomstig uit het kleine satellietmassief op de bodem van de noordelijke Oostzee, net ten zuiden van de Aland-eilanden.

Metasomatiet

 

 

Een zwerfsteensoort die vaker voorkomt dan stenenliefhebbers wel denken. Het voorvoegsel 'meta' maakt al duidelijk dat we met een metamorf gesteente te maken hebben. Toch ziet de steen er niet als zodanig uit. Geen gestreeptheid of plooiing te zien. Nee, veel zwerfsteenliefhebbers denken met dit gesteente een syeniet gevonden te hebben, want kwarts is vrijwel geheel afwezig. 


Ondanks de roze-oranje kleur is het kleurend bestanddeel in de steen geen kaliveldspaat, maar in hoofdzaak plagioklaas (albiet). Dit is bijzonder. Ingeklemd tussen de veldspaatkristallen zit donker mineraal. Veelal hoornblende met wat omgezette biotiet en magnetiet.


Metasomatieten als deze ontstaan door materiaal uitwisseling op atomair en moleculair niveau. Veelal gebeurt dit in de buurt van een magmalichaam in de aardkorst. Vluchtige stoffen diffunderen via microporiën door gesteenten, waarbij stoffen worden afgevoerd en aangevoerd. Hierdoor ontstaan nieuwe gesteenten die soms het uiterlijk hebben van een magmatisch gesteente, maar die wel degelijk metamorf zijn. Sommige zwerfsteenverzamelaars noemen dit gesteente een (albiet)syeniet. Metasomatiet is beter.

Adak-graniet

 

 

Er zijn zwerfstenen waarbij je je afvraagt waarom vond ik die niet veel eerder? Sinds de ontdekking van een flink grote zwerfkei (40cm) in een hoop keien die door een aannemer bij het Hunebedcentrum in Borger gestort zijn, krijg je de focus op het gesteente. Dit was met Sorselegraniet ook het geval. Wat je niet kent raap je in veel gevallen ook niet op. Herken je eenmaal zo'n type graniet dan volgen er meer, langzamerhand zo veel dat je verzucht 'waar laat ik die dingen'. Zeldzaamheden laat je niet liggen.Toch? Gaat in tegen het verzamelaarsinstinct.


De Adakgraniet op de foto is gevonden in Vastorf, achter Lüneburg in Duitsland. Het heuvelige landschap daar is een deel van een eindmorenegorde, die op het allerlaatst van de voorlaatste Saale-ijstijd is ontstaan, toen het landijs bij ons al een paar duizend jaar verdwenen was. Het bijzondere is, dat het gezelschap zwerfstenen in de keileem die achter bleef, vrijwel exact hetzelfde is als die op de Hondsrug, inclusief talrijke Ordovicische en Silurische kalkstenen met koralen. In een groeve lagen grote hopen zwerfkeien. Opeens zag ik hem liggen. Heel gek, zo'n kei herken je dan onmiddellijk. Opnieuw een Adak-graniet, de tweede dus met zekerheid.


De grofkorrelige graniet heeft kenmerken die andere granieten niet hebben, o.m. lichtgroene plagioklaas met zwarte insluitseltjes, kleurige oranje-blauwgrijze kaliveldspaat die opmerkelijk grofperthietisch is (er lopen allemaal kleine witte adertjes doorheen) en (blauw) grijze kwarts met kleine witte insluitseltjes van veldspaat. Kortom, een mooi gidsgesteente. Adak-graniet komt helemaal uit het uiterste noorden van Zweden, bij de plaats Arvidsjaur, westelijk van Lulea aan de Botnische Golf. Terecht een lange-afstands-kampioen onder de zwerfstenen.